skip to Main Content

Atletiek is de oudste sport van de mensheid en wordt ook wel de “moeder aller sporten” genoemd, omdat het alle menselijke basisbewegingen bevat. Atletiek wordt vooral beoefend op een atletiekbaan. Deze bestaat uit een rondebaan en een middenterrein. De rondebaan van Het Schuttersveld is 400 meter lang, ovaal van vorm en verdeeld in 6 lanen. Onze baan bestaat uit kunststof. Het middenterrein bestaat grotendeels uit gras en specifieke vakken voor verschillende onderdelen.

We kennen 3 hoofdonderdelen binnen de atletiek

  • Looponderdelen
  • Springonderdelen
  • Werponderdelen

Looponderdelen

De looponderdelen vinden plaats op de rondebaan. De looponderdelen zijn op hun beurt weer onder te verdelen in verschillende soorten looponderdelen.

  • Sprint Bij de gewone sprint (de afstand is afhankelijk van de leeftijdscategorie) is het doel om zo snel mogelijk een afstand af te leggen. Explosiviteit speelt in dit onderdeel een grote rol.
  • Duurloop/meters maken bij pupillen De duurloop / meters maken kent net als de sprint een variant waarbij te lopen afstand al vaststaat, maar ook een variant waarbij er binnen een bepaalde tijd zoveel mogelijk meters gemaakt moeten worden. Anders dan bij de sprint gaat het hier niet alleen om pure snelheid; uithoudingsvermogen en een juiste indeling van de race spelen hier een grotere rol.
  • Estafettes De estafette is het teamonderdeel binnen de atletiek. Het onderdeel bestaat vaak uit een sprintafstand die door de atleten binnen een team één voor één worden uitgevoerd. Een atleet mag pas vertrekken als de atleet die voor hem loopt een stokje heeft overgedragen binnen een afgestemd wisselvak. Naast de reguliere estafette kennen de pupillen ook een hindernisestafette, waarbij de onderdelen horden en estafette gecombineerd worden.
  • Horden De hordeloop is een combinatie van een loop- en een springonderdeel. De atleten komen tijdens hun sprint op regelmatige afstanden een horde tegen. De hordes kunnen tijdens de race omver worden gelopen, maar de loper vermijdt dit liever omdat ditten koste gaat van de snelheid. De afstanden voor de hordeloop zijn gelijk aan die van de gewone sprint.

Springonderdelen

De springonderdelen spelen zich af op het middenterrein. De springonderdelen zijn onder te verdelen in 2 categorieën:

  • Verspringen Het doel van verspringen zit hem eigenlijk al in de naam: het doel is om al springend een zo groot mogelijke afstand af te leggen. Het meest voorkomende onderdeel is het gewone verspringen: na een aanloop die eindigt bij een daarvoor bestemde afzetbalk probeert de atleet zo ver mogelijk in de zandbak te springen. Daarnaast bestaat er ook een variant waarbij een atleet zonder aanloop probeert om met 5 opeenvolgende sprongen een zo groot mogelijke afstand af te leggen. Een variant specifiek voor de A pupillen is het polsstok verspringen.
  • Hoogspringen Net als verspringen is de naam hoogspringen een duidelijke: het doel is om door middel van een sprong zo hoog mogelijk te springen. Het grootste verschil is dat de sprong bij verspringen opgemeten wordt, terwijl er bij hoogspringen over een lat, die op een bepaalde hoogte hangt, gesprongen dient te worden. Wanneer een atleet de lat dusdanig raakt dat deze naar beneden valt is de poging mislukt. Er bestaan ook hier weer 2 varianten: bij het reguliere hoogspringen, waarbij atleten vaak rugwaarts over de lat gaan, wordt er geland op een mat; bij het onderdeel hurkhoog (B, C en Mini pupillen) wordt er in dezelfde bak geland als waar wordt geland bij het verspringen.
  • Polsstok Hoogspringen Bij polsstokhoogspringen probeert men met behulp van een flexibele stok zo hoog mogelijk over een dwarslat te springen.

Werponderdelen

De werponderdelen spelen zich af op het middenterrein. De werponderdelen bestaan op hun beurt ook uit meerdere categorieën:

  • Het discuswerpen is een discipline, waarbij een discus, een schijf, weggeslingerd wordt.
  • Speerwerpen is een onderdeel dat het meest totde verbeelding spreekt bij kinderen. Bij Speerwerpen probeert de atleet om, na een aanloop, een speer zo ver mogelijk te werpen. De speer dient te landen in een vrij smalle sector, waarbij de punt van de speer het eerst de grond moet raken.
  • Bovenhands werpen Bij het bovenhands werpen wordt een vortex (een soort raket) zo ver mogelijk bovenhands geworpen. Dit onderdeel bereidt de jonge atleet voor op het reguliere onderdeel speerwerpen.
  • Stoten Ondanks dat stoten een werponderdeel is, is werpen zoals men dat gewoonlijk bij een bal doet verboden. De bedoeling bij stoten is om een gewicht zo ver mogelijk weg te “duwen”. Bij jonge atleten wordt hier in een plaats van een kogel een medicijnbal gebruikt.
  • Slingeren Bij het slingeren wordt een voorwerp zo ver mogelijk weggeworpen door middel van een slingerworp. Bij het slingeren werpen de pupillen B, C, Mini met een fietsband. Dit onderdeel bereidt jonge atleten voor op het discuswerpen.
Back To Top